Pesten op het werk. Wat kun je er aan doen en hoe ver gaat de zorgplicht van de (overheids)werkgever?
Minister Asscher (SZW) is een campagne gestart om pesten op het werk tegen te gaan. In deze bijdrage staan wij stil bij de vraag hoe ver de zorgplicht van de overheidswerkgever gaat, in het voorkomen en aanpakken van pesten op het werk vanuit ambtenarenrechtelijk perspectief en welke juridische middelen je als ambtenaar ten dienste staan als de overheidswerkgever niet ingrijpt.
De campagne van Minister Asscher richt zich niet alleen op de werknemers die pesten of gepest worden: ‘Zeven miljoen collega’s hebben elke dag de kans om pesten op de werkvloer te stoppen. Werkgevers en werknemers moeten het onderwerp bespreekbaar maken, met elkaar het taboe doorbreken. Want over de gevolgen van pesten moeten we niet lichtzinnig denken. Het tast de waardigheid aan van de mensen die het overkomt, verpest het plezier in het werk en leidt tot psychische problemen en uitval’.
Onderzoek in opdracht van het ministerie van SZW liet zien dat de helft van de leidinggevenden en veertig procent van de werknemers weleens heeft meegemaakt dat een collega werd gepest. Volgens TNO bedraagt de “schade” 900 miljoen aan loondoorbetalingskosten in verband met ziekteverzuim.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) draagt de werkgever zorg voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De werkgever dient, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en, indien dat niet mogelijk is, beperking van psychosociale arbeidsbelasting te voeren. Daaronder wordt verstaan: factoren in de arbeidssituatie – met inbegrip van seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk – die stress teweeg brengen.
Pestbeleid
Een beleid om pesten tegen te gaan, is meestal onderdeel van het beleid in een organisatie gericht tegen seksuele intimidatie, discriminatie en andere ongewenste omgangsvormen. Het instellen van een vertrouwenspersoon, een onafhankelijke klachtencommissie, een gedragscode en een Regeling ongewenste omgangsvormen behoren in de meeste overheidsorganisaties tot het standaard-beleid. Uiteraard dient ook een consequente handhaving van de regels tot het standaard-beleid te behoren. Dat wil dus zeggen dat pesters worden aangesproken en zo nodig aangepakt, dat consequent disciplinaire maatregelen worden genomen en in ernstige gevallen zelfs tot strafontslag wordt overgegaan. Verder dient pesten bespreekbaar te worden gemaakt in werkoverleggen en functioneringsgesprekken. Een belangrijke taak hiervoor ligt bij de leiding en bij de ondernemingsraad.
Afdwingen
Een werkgever die geen of onvoldoende beleid voert ter voorkoming of terugdringing van pesten handelt dus in strijd met artikel 3 van de Arbowet. De werknemer kan bij overtreding een klacht indienen bij de Inspectie SZW. Handelen in strijd met artikel 3 Arbowet is een delict in de zin van de Wet op de Economische Delicten. In de praktijk wordt hier door de Inspectie echter niet of nauwelijks op gehandhaafd.
In een situatie waarin gepest wordt, zal dat in eerste instantie bespreekbaar gemaakt moeten worden door het slachtoffer, maar ook door collega’s en leidinggevenden die getuige zijn van het pesten.
Als een werkgever niet ingrijpt in een pestsituatie staan een werknemer verschillende juridische instrumenten ter beschikking. De eerste is natuurlijk het indienen van een formele klacht tegen de pesters, waar de werkgever een beslissing op dient nemen. Vaak is daarvoor bij de overheid een externe klachtencommissie ingesteld. Tegen de beslissing op deze klacht staat geen bezwaar of beroep open. Als het pesten na het indienen van de klacht niet ophoudt, de klacht wordt ongegrond verklaart of de werkgever volgt de adviezen van de klachtcommissie niet op, dan staat het slachtoffer nog steeds met lege handen.
Een ambtenaar kan in zo’n geval aan de rechter vragen om de werkgever op straffe van een dwangsom op te dragen om adequate maatregelen te treffen om een einde te maken aan pesterijen en ervoor te zorgen, dat hij op een veilige wijze zijn werk kan verrichten. Uiteraard is het ook mogelijk niet de werkgever, maar de pesters zelf aan te spreken en hen aansprakelijk te stellen of zelfs aangifte te doen wegens belediging, of bedreiging als dat aan de orde is. Dat kan zeer effectief zijn.
Bewijs
Bewijs is vaak het grote probleem. Wie stelt gepest te worden, zal dat op zijn minst aannemelijk moeten maken. Als de pester of groep pesters ontkent, zal het slachtoffer getuigen nodig hebben of anderszins omstandigheden moeten kunnen stellen die het pesten aannemelijk maken. De angst om ook onderwerp van pesterijen te worden, kan getuigen ervan weerhouden om hieromtrent verklaringen af te leggen. Dat elke smartphone tegenwoordig is uitgerust met kwalitatief goede opnameapparatuur biedt in dat opzicht uitkomst. Daarbij dient de ambtenaar echter wel op te passen. Onder omstandigheden kan het heimelijk opnemen van gesprekken worden gezien als plichtsverzuim of een onrechtmatige inbreuk op de privacy van de ander. Ook van een ambtenaar die wordt gepest mag worden verwacht dat hij proportioneel handelt en eerst probeert op andere wijze het pesten te laten stoppen. Voordat je tot dit soort maatregelen overgaat, is het verstandig juridisch advies in te winnen.
Schadevergoeding?
Onder omstandigheden kan een ambtenaar die als gevolg van pestgedrag psychische schade heeft geleden en arbeidsongeschikt is geworden schadevergoeding van zijn werkgever vragen en/of bijvoorbeeld een aanvulling op zijn wegens arbeidsongeschiktheid gekorte loon of arbeidsongeschiktheidsuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de lat, om daarvoor in aanmerking te komen, wel hoog gelegd en zegt dat sprake moet zijn van buitensporige omstandigheden. De CRvB overweegt in een uitspraak van 28 mei 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1665) bijvoorbeeld dat er zich in elke werkomgeving voor een betrokkene minder prettige en frustrerende situaties voordoen, maar dit kan, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, niet als buitensporige werkomstandigheid worden aangemerkt.
In een zeer beperkt aantal gevallen is een dergelijk beroep op buitensporige werkomstandigheden door de CRvB gehonoreerd. In een uitspraak van 23 maart 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AX1651) overweegt de CRvB dat de zorgplicht van de werkgever mede uitstrekt tot het voorkomen van werkomstandigheden die ziekmakend zijn. Dat laat onverlet dat oorzakelijk verband moet bestaan tussen het werk of de werkomstandigheden en de psychische schade. De in het werk of de werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren, die de schade zouden hebben veroorzaakt, moeten worden geobjectiveerd. Wanneer de gestelde schade in sterkere mate van psychische aard is, zal in meerdere mate sprake moeten zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die omstandigheden – objectief bezien – een buitensporig karakter dragen. In deze casus vond de CRvB het aannemelijk dat de betrokken ambtenaar in de uitoefening van zijn functie te lijden heeft gehad van intensief en stelselmatig pestgedrag van een aanzienlijke groep collega’s, dat de grenzen van het toelaatbare verre overschreed. Tevens stelt de CRvB vast dat betrokkene steun heeft gezocht bij zijn leidinggevenden, doch daarvoor geen gehoor vond en dat doeltreffende maatregelen achterwege zijn gebleven.
Tot slot
Pesten gaat niet alleen het slachtoffer en de pester aan, maar met name ook de werkgever en collega’s en leidinggevenden die er getuige van zijn. Het inzetten van juridische middelen om pesten te stoppen zou niet nodig moeten zijn, maar vormt wel het sluitstuk van een adequate aanpak van pesten. De pesters mogen er immers niet mee weg komen, net zo min als werkgevers die hun ogen dichtknijpen, of wegkijken.