CAO Gemeenten 2020 definitief: toch bovenwettelijke uitkering bij verstoorde arbeidsverhoudingen

Op 1 januari 2020 wijzigt, als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra), de ambtelijke status van veel ambtenaren (alleen defensie, politie en rechterlijke macht zijn uitgezonderd). De ambtelijke aanstelling van de ambtenaren wordt op 1 januari a.s. van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Het afgelopen jaar is in de verschillende overheidssectoren druk onderhandeld over een cao die met ingang van 1 januari 2020 in de plaats moet komen van de huidige rechtspositieregelingen. Voor de sector gemeenten wordt met ingang van 1 januari 2020 de CAR/UWO vervangen door de Cao Gemeenten.

Op 5 november jl. is de definitieve tekst van de nieuwe Cao Gemeenten aangemeld bij de Minister van SZW. Tot veler verbazing was in eerdere concept-teksten van de Cao Gemeenten de bovenwettelijke uitkering bij ontslag voorbehouden aan ambtenaren die wegens disfunctioneren of reorganisatie werden ontslagen. Bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde verhoudingen bestond op grond van de eerdere conceptteksten géén recht op een bovenwettelijke uitkering, maar wel op een “gewone” werkloosheidsuitkering en de transitievergoeding. Onder de recent vastgestelde cao Gemeenten is dat alsnog wel het geval.

In de definitieve cao-tekst staat nu opeens een nieuw artikel 10.24. Daarin is bepaald dat de werkgever die het voornemen heeft om de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst met een werknemer op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden, voor die werknemer een passende regeling dient te treffen. Het tweede lid bepaalt, dat de werkgever bij het bepalen van de passende regeling voor zover dat redelijk en billijk is, de inhoud van paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 10 van de cao en artikel 7:673 BW over de toekenning van een transitievergoeding, dient te betrekken.

Als uitleg voor deze verrassend te noemen wending schrijven cao-partijen in een korte toelichting, dat zij tot het inzicht zijn gekomen, dat artikel 10d:4 CAR-UWO mogelijk onterecht niet was omgezet in de Cao Gemeenten. Op basis van juridisch advies zijn cao-partijen tot de conclusie gekomen dat dit artikel toch kon blijven bestaan onder het arbeidsrecht.

Huidige situatie
In het “huidige” artikel 10d:4 CAR/UWO is bepaald, dat het college bij een ontslag op andere gronden als bedoeld in artikel 8:8 CAR/UWO, een passende regeling dient te treffen, waarbij de inhoud van het hoofdstuk over de aanvullende uitkering dient te worden betrokken, voor zover dat redelijk en billijk is.

In de ambtenarenrechtelijke jurisprudentie wordt dit zo uitgelegd, dat de ambtenaar bij een ontslag op andere gronden in beginsel aanspraak heeft op een bovenwettelijke aanvullende en na-wettelijke uitkering op grond van hoofdstuk 10d CAR/UWO. Als het ontstaan en voortbestaan van de onwerkbare verhoudingen in overwegende mate aan de ambtenaar is te verwijten, kan het college besluiten de na-wettelijke uitkering aan de ambtenaar te onthouden. De bestuursrechter toetst in het kader van de beroepsprocedure of het bestuursorgaan dit besluit op goede gronden heeft genomen. Als het ontslag in overwegende mate aan het college is te verwijten, dan kan de rechter bovenop de bovenwettelijke uitkeringen een “plus” aan de ambtenaar toekennen gebaseerd op de zogenaamde CRvB-formule.

Deze “plus” houdt in dat een vergoeding wordt toegekend van een half maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, per dienstjaar vermenigvuldigd met een correctiefactor van een half, driekwart of één, afhankelijk van de vraag in welke mate de reden van het ontslag aan het bestuursorgaan is te verwijten.

Nieuwe situatie (vanaf 1-1-2020)
Als we ons proberen voor te stellen wat in de Cao Gemeenten staat, dan gaat straks het volgende gelden.

Als een gemeente de arbeidsovereenkomst met een ambtenaar wil beëindigen, omdat sprake is van verstoorde verhoudingen, dan zal de gemeente naar de kantonrechter moeten om op grond van artikel 7:669, derde lid, onder g, BW ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen. Op grond van de Cao Gemeenten moet de werkgever vóór hij dat verzoekschrift indient een passende regeling treffen en aan de werknemer laten weten of recht bestaat op een bovenwettelijke aanvullende en/of na-wettelijke uitkering.

Het is niet op voorhand duidelijk wat in de Cao Gemeenten bedoeld wordt met de cryptische zinsnede dat de werkgever bij het bepalen van de passende regeling de inhoud van paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 10 van de cao en artikel 7:673 BW over de toekenning van een transitievergoeding, dient te betrekken voor zover dat redelijk en billijk is. Op grond van de toelichting is het kennelijk de bedoeling van cao-partijen het oude artikel 10d:4 om te zetten. Dit kan betekenen dat, bij een ontslag wegens verstoorde verhoudingen, naast een bovenwettelijk aanvullende en na-wettelijke uitkering in beginsel ook recht op de transitievergoeding bestaat , maar dat de na-wettelijke uitkering kan worden onthouden als het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde verhoudingen in overwegende mate aan de werknemer is te verwijten.

Bij een ontbinding op de zogenaamde g-grond (verstoorde verhoudingen) heeft een werknemer in beginsel ook recht op een transitievergoeding, tenzij sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werknemer. Daar zal bij verstoorde verhoudingen niet snel sprake van zijn.
Het is ook mogelijk dat de rechter het ontslag baseert op de zogenaamde i-grond, dat wil zeggen een combinatie van ontslaggronden, bijvoorbeeld disfunctioneren en verstoorde verhoudingen. In dat geval kan de kantonrechter maximaal 1,5 maal de transitievergoeding toekennen. Het is zelfs denkbaar dat als de werkgever jegens de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, de kantonrechter bovenop de transitievergoeding en de bovenwettelijke uitkeringen een billijke vergoeding toekent.

De werknemer zal in het kader van zijn verweer tegen het ontbindingsverzoek bij de kantonrechter, dan een nevenvordering moeten instellen, waarin hij een bovenwettelijke aanvullende en/of na-wettelijke uitkering vordert, indien deze hem geheel of gedeeltelijk wordt onthouden en eventueel daarnaast een billijke vergoeding.
De vraag is dan uiteraard wat de kantonrechter hiermee gaat doen en hoe hij dit gaat beoordelen. Gaat de kantonrechter dan leunen op de bestuursrechtelijke jurisprudentie van de CRvB, of wordt beetje bij beetje een eigen toetsingskader ontwikkeld in het kader van het begrip goed werkgeverschap?

We gaan het voor u volgen. Het zijn boeiende tijden voor de ambtenarenrechtjurist.

Gerelateerde artikelen

Toetsingskader verwijtbare werkloosheid door CRvB herzien

Belangrijke uitspraak voor eigenrisicodragende overheidswerkgevers

In het artikel Strafontslag en toch WW-uitkering? Kan (nie) waar zijn! bespraken wij de gevolgen voor een overheidswerkgever indien hij onvoldoende voortvarend te werk ging bij het opleggen van strafontslag. Soms kon de ontslagen ambtenaar, tot ieders verrassing, na een hoger beroepsprocedure dan toch een WW-uitkering worden toegekend.
Met zijn uitspraken van 7 november 2018 in kwesties bij een gemeente, de politie en het bijzonder onderwijs, besproken in het persbericht, heeft de Centrale Raad van Beroep een nieuw toetsingskader geïntroduceerd waardoor aan deze onverwachte en verrassende uitkomst een einde lijkt te zijn gekomen.

Abonneer u op de nieuwsbrief

En ontvang ons laatste nieuws.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.