Wat je als ambtenaar niet mag zeggen

In een opvallende reeks van vijf recente uitspraken oordeelt de CRvB dat het doen van bepaalde uitlatingen door een ambtenaar plichtsverzuim is. De CRvB kleurt hiermee het begrip “een goed ambtenaar” verder in. Uit deze uitspraken blijkt dat “een goed ambtenaar” niet zo maar alles kan zeggen wat in hem opkomt. Deze jurisprudentie roept tevens de vraag op hoe het ambtelijke tuchtrecht straks een plek krijgt onder de Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren, als die wordt aangenomen door de Eerste Kamer.

In een uitspraak van 13 augustus 2015 stelt de CRvB dat een ambtenaar van de gemeentelijke griffie in strijd met artikel 125, derde lid, van de Ambtenarenwet rustende verplichting tot geheimhouding handelt door vertrouwelijke stukken “te lekken”. Ook heeft betrokkene niet gehandeld in overeenstemming met de gedragscode voor de raadsgriffie waarin onder meer is vermeld dat de ambtenaren van de raadsgriffie zorgvuldig omgaan met informatie die in handen van buitenstaanders de belangen van de gemeente kan schaden, zij de privacy van collega’s respecteren en geen gevoelige informatie vanuit de gemeente naar buiten “lekken”. Betrokkene heeft aldus gedaan wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten, zodat van plichtsverzuim sprake is.  Lees hier de volledige uitspraak.

In een uitspraak van 20 augustus 2015 heeft de ambtenaar in kwestie zich grievend en beledigend uitgelaten over leden van het bestuur en collega’s. Het door het bestuur aan betrokkene gegeven verbod om een bepaald document openbaar te maken was niet onredelijk en niet in strijd met zijn vrijheid van meningsuiting. Wel is de CRvB van oordeel dat betrokkene in zijn hoedanigheid van voorzitter van het medezeggenschapsorgaan kritiek moest kunnen leveren, ook als dat gebeurde in stevige bewoordingen. De vrijheid van meningsuiting noch zijn positie als voorzitter van de MR-stafbureau gaven betrokkene echter een vrijbrief voor het doen van grievende en beledigende uitlatingen. Lees hier de volledige uitspraak.

In een uitspraak van 27 augustus 2015 handelt het onder andere om het doen van negatieve uitlatingen over de organisatie en over leidinggevenden tegenover jongere en onervaren collega’s die aan de begeleiding van de betreffende ambtenaar waren toevertrouwd. Uitlatingen als “kutorganisatie”, “ik wantrouw alles wat vanaf schaal 8 en hoger is” en “leidinggevenden moet je niet vertrouwen; deze mensen zitten er alleen voor zichzelf”, schaden naar het oordeel van de CRvB het aanzien van de organisatie (i.c. de Nationale Politie) en ondermijnen de positie van leidinggevende collega’s. Betrokkene had als ervaren politieman in een coachende rol, zulke uitlatingen achterwege moeten laten. Dat hij ten aanzien van deze uitlatingen niet schriftelijk is gewaarschuwd en geen verbetermogelijkheden heeft gekregen, doet aan het karakter van het plichtsverzuim niet af. Lees hier de volledige uitspraak.

In een uitspraak van 10 september 2015 gaat het om een forensisch therapeutisch werker/ senior groepsleider bij een Justitiële Jeugdinrichtingen die tegen een jeugdige heeft gezegd dat hij “een grote bek” heeft. In het behandelplan stond dat in de richting van deze jeugdige een de-escalerende benadering was aangewezen. De teamleider heeft zich niet aan het behandelplan gehouden door toen M hem met stemverheffing onheus bejegende op dat gedrag met hetzelfde escalerende gedrag te reageren. Door dit onprofessionele gedrag heeft de teamleider de kans vergroot dat een onveilige situatie binnen de inrichting zou ontstaan. Dit gedrag is aan te merken als plichtsverzuim. Lees hier de volledige uitspraak.

In een uitspraak van 17 september 2015 tenslotte heeft de CRvB overwogen dat dat het sturen van een e-mail aan het voltallige personeel van de gemeente waarin het gedrag van de P&O-medewerker wordt bekritiseerd is aan te merken als plichtsverzuim. Deze persoonlijke aanval op een individuele collega past naar het oordeel van de CRvB niet binnen normale ambtelijk-hiërarchische verhoudingen. In het bijzonder miskent de betreffende ambtenaar hiermee dat de personeelsfunctionaris niet zelfstandig in persoon optrad, maar als vertegenwoordiger van de werkgever. Door het op deze wijze ten overstaan van alle collega’s doen van negatieve op de persoon gerichte uitlatingen heeft de ambtenaar zich niet gedragen zoals het een goed ambtenaar betaamt. De betreffende medewerker had onder meer geschreven:” (…) Mevrouw J bedient zich sinds de zomer 2010 van het instrument mobbing (systematisch treiteren op school of arbeidsplaats) … Zij discrimineert mij ten opzichte van andere grensgangers Duitsland Nederland in ziektecontrole. Zij wenst mij bij ziekte te verplichten 163 kilometer te reizen voor het bezoek aan een controlearts.” Lees hier de volledige uitspraak.

De conclusie die op basis van deze (en eerdere) uitspraken kan worden getrokken is dat door de CRvB duidelijke grenzen worden gesteld aan wat een ambtenaar mag zeggen. Kritiek hebben mag, ook in stevige bewoordingen, maar uitlatingen zijn aan te merken als plichtsverzuim, indien:

  • ze onnodig grievend of kwetsend zijn;
  • een denigrerend, discriminerend, seksistisch of seksueel getint karakter hebben;
  • ze niet passend zijn binnen normale hiërarchische verhoudingen en een oncollegiaal karakter hebben;
  • ze een onrechtmatige inbreuk op de privacy van anderen veroorzaken;
  • ze gezagsondermijnend zijn;
  • ze de veiligheid of het goed functioneren van de openbare dienst in gevaar brengen;
  • ze een schending van de geheimhoudingsverplichting ex artikel 125 AW inhouden.

Overigens wil dat niet zeggen dat elke uitlating die als plichtsverzuim kan worden aangemerkt ook meteen tot een strafontslag zal leiden. Hier geldt uiteraard dat gegeven de omstandigheden van het geval en de betrokken belangen de opgelegde straf evenredig dient te zijn tot de ernst van het plichtsverzuim. Als het  initiatiefwetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren door de Eerste Kamer tot wet wordt verheven is de vraag hoe het ambtelijke tuchtrecht  een plek zal krijgen en of de verfijnde jurisprudentie die de CRvB heeft ontwikkeld blijft bestaan.

In het huidige ambtenarenrecht kan een ambtenaar tegen elk disciplinair besluit – ook tegen een schriftelijke berisping – bezwaar instellen, waarna beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter mogelijk is. Als een ambtenaar straks onder het civiele recht komt te vallen, moet hij dan voor een lichte disciplinaire straf, zoals een schriftelijk berisping of de inhouding van een aantal verlofdagen, direct naar de civiele rechter stappen? En wat moet hij dan vorderen: een verklaring voor recht dat hij zich niet aan plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt, of drie verlofdagen? Ik kan mij daar nog niet zoveel bij voorstellen. Toch is er in het kader van de integriteit van ambtenaren dunkt mij ook in de toekomst grote behoefte aan zich aan tijd en omstandigheden aanpassende nieuwe  jurisprudentie over wat van een goed ambtenaar verwacht mag worden, ook als het gaat om zaken waarvoor je niet meteen naar een ontslag op staande voet grijpt. Ik zou dan liever pleiten voor een ambtenarentuchtrecht, zoals we dat ook kennen voor bijvoorbeeld advocaten, artsen en accountants. Of liever nog voor een bezinning (door de Eerste Kamer) op de vraag of we met de Wnra niet het kind met het badwater weggooien.

LinkedIn 7272

Gerelateerde artikelen

Abonneer u op de nieuwsbrief

En ontvang ons laatste nieuws.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.