Door klachten over pestgedrag niet serieus te nemen handelt werkgever verwijtbaar
In een uitspraak van 17 februari 2017 van de Rechtbank Amsterdam, oordeelt de kantonrechter in een ontbindingsverzoek van de werkgever (SVB), dat werkneemster niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij de zware beschuldigingen aan het adres van collega’s over pestgedrag niet hard kon maken. De SVB vond het uiten van de ongefundeerde beschuldigingen niet professioneel. De kantonrechter is van oordeel dat de SVB verwijtbaar handelde door geen onderzoek naar de beschuldigingen te doen.
Een werkneemster meent dat er achter haar rug om over haar geroddeld wordt, maar zij kan dat niet hard maken. Als zij dit aankaart bij haar leidinggevenden en daar een gesprek over plaatsvindt, verwijt de directeur haar onprofessioneel gedrag, omdat ze niet eerst naar de betreffende collega’s is gestapt. Werkneemster meldt zich enige tijd later ziek als gevolg van werkgerelateerde klachten en het door haar ervaren pestgedrag. In eerste instantie wordt ingezet op mediation, maar deze komt niet van de grond omdat betrokkene zich medisch niet in staat acht aan de mediation deel te nemen. De bedrijfsarts onderschrijft dit.
Na twee jaar ziekte meldt de werkneemster zich arbeidsgeschikt en wenst haar werkzaamheden te hervatten. De SVB laat haar niet meer toe en verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De werkneemster doet een tegenverzoek tot wedertewerkstelling.
De SVB miskent volgens de kantonrechter dat het aankaarten van het ervaren ongewenst gedrag, het startpunt had moeten zijn van nader onderzoek, waarbij de SVB als werkgever vanuit een neutrale positie het voortouw had moeten nemen. De uitkomst van een dergelijk onderzoek zou kunnen zijn dat daadwerkelijk van pestgedrag sprake is, maar ook dat werkneemster zich het pestgedrag heeft ingebeeld, zoals de SVB stelt. Het gaat er om dat daadwerkelijk actie wordt ondernomen en dat heeft de SVB niet gedaan. Door zich passief op te stellen en steeds te benadrukken dat werkneemster bepaalde stappen moest ondernemen en dat zij door dat niet te doen onprofessioneel handelde, was het juist de SVB als werkgever die verwijtbaar handelde en tekort schoot.
De kantonrechter verwijst hiervoor ook naar de SVB Gedragscode en regels voor integriteit, waarin met zoveel woorden staat, dat iedere werknemer voor zichzelf uitmaakt of hij een opmerking als ongewenst ervaart en dat het aan de leidinggevende of naast hogere leidinggevende is om dan actie te ondernemen.
De uitspraak maakt duidelijk dat een werkgever serieus dient om te gaan met klachten over ongewenst gedrag. Daarbij mag de werkgever de bewijslast niet bij de klager leggen en passief achteroverleunen. De werkgever heeft bij dergelijke klachten een onderzoeksplicht en moet actief optreden. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af en honoreert het tegenverzoek.
Voor zover al sprake is van verstoorde verhoudingen, is dat de verantwoordelijkheid van de SVB. Omdat de werkneemster betwist dat de verhoudingen zodanig verstoord zijn dat herstel niet meer mogelijk is en zij bereid is aan dat herstel te werken, is de Kantonrechter van mening dat ook van de SVB gevergd kan worden dat de verhoudingen hersteld worden en dat werkneemster wordt toegelaten tot haar functie.
Om de terugkeer kracht bij te zetten, wordt de SVB een dwangsom opgelegd van € 500,– per dag(deel) dat niet aan de veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 40.000,–.