Vervolg uitsluiting transitievergoeding bij AOW-leeftijd

In navolging van het Hof in Den Bosch is nu de kantonrechter van Rechtbank Midden-Nederland voornemens prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen over uitsluiting van de transitievergoeding bij AOW-leeftijd.

In februari publiceerde het Hof Den Bosch het voornemen vragen te stellen aan de Hoge Raad over de uitsluiting van de transitievergoeding bij AOW-leeftijd en WGBL.  Uiteindelijk is die zaak niet doorgezet, het was wachten op een volgende kwestie.

Het is zover! De kantonrechter te Utrecht is voornemens opnieuw vragen aan de Hoge Raad te stellen over de richtlijnconformiteit van de AOW-uitsluiting. Het gaat daarbij om de volgende vragen:

  • Is artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd met richtlijn 2000/78 EG?
  • Indien artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met richtlijn 2000/78/EG, moet de kantonrechter deze bepaling dan buiten toepassing laten?
  • Kan of dient een individuele toetsing plaats (te) vinden?
  • Welke criteria dient de kantonrechter bij deze (eventuele) individuele toetsing te hanteren?
  • Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst op of na de AOW-gerechtigde leeftijd eindigt en werknemers die bij de beëindiging die leeftijd nog niet hebben bereikt?
  • Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van hun pensioen- of AOW-gerechtige leeftijd wordt beëindigd en werknemers bij wie er een andere reden aan de beëindiging ten grondslag ligt?
  • Moet, indien individuele toetsing dient plaats te vinden, de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald, de inkomenssituatie van de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst vergelijken met de inkomenssituatie daarvóór? Dient daarbij ook rekening te worden gehouden met inkomen anders dan uit (pensioen)uitkeringen (bijvoorbeeld uit vermogen)?
  • Moet de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald dan als norm (voor afwijzing) nemen dat het inkomen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan of hoger is dan het inkomen daarvóór?
  • Indien de transitievergoeding moet worden betaald, dient deze dan te worden berekend op de in artikel 7:673 lid 2 tot en met 6 BW bepaalde wijze? Indien van deze berekeningswijze dient te worden afgeweken, hoe dient de transitievergoeding dan te worden berekend?

We houden u op de hoogte!



Gerelateerde artikelen

De transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke werknemer: het einde van het slapende dienstverband?

Op 7 februari 2017 heb ik aandacht besteed aan de oplopende gemoederen rondom de transitievergoeding. Werkgevers houden langdurig zieke werknemers in dienst via ‘slapende dienstverbanden’; mede om onder de uitbetaling van de transitievergoeding uit te komen. Om deze praktijk te beëindiging, is er inmiddels een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd voor compensatie van de transitievergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (en wegens bedrijfseconomische omstandigheden) aan werkgevers die deze vergoeding betalen.

Abonneer u op de nieuwsbrief

En ontvang ons laatste nieuws.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.