Reistijd is arbeidstijd
Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde op 10 september 2015 dat de tijd die werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek dagelijks besteden aan de reis tussen hun woonplaats en de locatie van de door hun werkgever aangeduide eerste en laatste klant, arbeidstijd is. Of werknemers daardoor recht hebben op extra loon is een ander onderwerp.
Het Spaanse bedrijf Tyco installeert en onderhoudt beveiligingssystemen. Het bedrijf werkte aanvankelijk vanuit een aantal regiokantoren van waaruit de monteurs werkten. De monteurs kwamen ’s-ochtend naar het werk om hun bedrijfsauto op te halen en vervolgens naar de verschillende klanten te rijden. ’s-Avonds keerden de monteurs terug naar kantoor en gingen met eigen vervoer naar huis. Tyco besluit om de regiokantoren op te heffen en de monteurs krijgen een bedrijfsauto die ze mee naar huis mogen nemen. Elke dag krijgen ze van Tyco, via hun mobiele telefoon, de klanten door en de tijdstippen waarop ze die de volgende dag moeten bezoeken. De locaties waar de monteurs hun werkzaamheden verrichten lopen sterk uiteen en de reisafstanden kunnen soms meer dan 100 kilometer bedragen, waardoor de reistijd vanwege het drukke verkeer soms kan oplopen tot drie uur per dag. Tyco stelt dat de arbeidstijd aanvangt op het moment dat de monteur bij de eerste klant arriveert en eindigt op het moment dat de monteur bij de laatste klant vertrekt. De reistijd naar de eerste klant en vanaf de laatste klant naar huis is volgens Tyco rusttijd.
Het Hof van Justitie volgt deze redenering niet. Het handelt hier om de uitleg van het begrip arbeidstijd in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2003/88. Het Hof heeft al vaker geoordeeld dat arbeidstijd de tijd is dat de werknemer werkzaam is, ter beschikking staat van de werkgever en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken. Rusttijd is het tegenovergestelde, dus de tijd die niet is aan te merken als arbeidstijd.
Tussen partijen is onbetwist dat voor het sluiten van de regiokantoren de tijd die benodigd was om van het regiokantoor naar de eerste klant te komen arbeidstijd was en de tijd die nodig was om op het regiokantoor te komen rusttijd. Het Hof overweegt dat de gemaakte reizen naar de klant een noodzakelijk instrument zijn om de technische werkzaamheden bij de klant uit te voeren. Met deze reizen naar de klant moet dan ook rekening worden gehouden als het gaat om de bescherming van de werknemer die met de richtlijn is beoogd. De werknemer dient de klanten, die op zijn lijst staan, in een door de werkgever bepaalde volgorde en op door de werkgever bepaalde tijdstippen te bezoeken. Dus staat de werknemer gedurende die tijd ter beschikking van de werkgever; er is sprake van arbeidstijd! Omdat het reizen naar de klanten een wezenlijk onderdeel van de functie uitmaakt, kan, naar het oordeel van het Hof, niet worden gezegd dat de werknemers tijdens hun reis hun functie niet uitoefenen.
De vakorganisaties hebben deze uitspraak bejubeld en zien het als een doorbraak. De gevolgen van deze uitspraak moeten voor het Nederlandse arbeidsrecht echter niet worden overschat. De Richtlijn 2003/88 gaat namelijk over de maximale arbeidstijden en niet over de vraag of gedurende deze tijden ook recht op doorbetaling van loon bestaat. Het laatste wordt overgelaten aan de nationale wetgeving; in Nederland de CAO-partijen. In Nederland bedraagt de maximale arbeidstijd per 16 weken week gemiddeld 48 uur per week.
De uitspraak is relevant voor werknemers die een mobiele functie hebben, zonder vaste werkplek, waarvan het reizen een wezenlijk onderdeel uitmaakt en die inclusief deze reistijd meer dan 48 uur per week werken. Dat zullen er niet heel veel zijn.