Eindelijk duidelijkheid over het ‘slapende dienstverband’: verplicht einde aldus de Hoge Raad!

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan naar aanleiding van de prejudiciële vragen van de rechtbank Limburg over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. De Hoge Raad oordeelt dat het slapend dienstverband in strijd is met goed werkgeverschap; de werkgever is een transitievergoeding verschuldigd aan de werknemer en moet instemmen met beëindigen van het dienstverband.

Een ‘slapend dienstverband’ is als ongewenst effect van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) ontstaan. De loondoorbetalingsplicht vervalt na twee jaar ziekte voor de werkgever. Veel werkgevers hebben ervoor gekozen om de arbeidsovereenkomst met deze langdurig zieke werknemers niet te beëindigen, maar ‘slapend’ te houden. De gedachte was dat zolang de arbeidsovereenkomst voortduurde er geen transitievergoeding verschuldigd was, er is immers geen sprake van ontslag door de werkgever.

Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel,  inzake de compensatie van de transitievergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (en bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden) aangenomen. Vanaf april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van werknemers na twee jaar arbeidsongeschiktheid.

De kwestie bij de rechtbank Limburg betrof een werknemer die door zijn werkgever in een ‘slapend dienstverband’ werd gehouden en geen loon meer kreeg. De werknemer eist van zijn werkgever schadevergoeding, omdat de werkgever niet bereid is om het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, onder betaling van de transitievergoeding. De rechtbank heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden een werkgever als ‘goed werkgever’ akkoord moet gaan met het verzoek van de langdurig arbeidsongeschikte werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen met betaling van de transitievergoeding.

In lijn met het advies van Advocaat Generaal R.H. de Bock heeft de Hoge Raad als volgt geoordeeld. Het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd gaat, sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, niet meer op. Ook is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie. Het naderen van de pensioenleeftijd kan overigens volgens de Hoge Raad géén gerechtvaardigd belang zijn, zodat ook een verzoek van deze werknemer gehonoreerd dient te worden.

De Hoge Raad geeft in zijn uitspraak wel een grens aan voor de hoogte van de transitievergoeding. De werkgever is gehouden de transitievergoeding te betalen die gold op de dag na de dag waarop hij de werknemer wegens langdurige ziekte had kunnen ontslaan. Dit zal in de meeste gevallen samenvallen met het einde van de tweejarige loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Indien het UWV bijvoorbeeld een loonsanctie (één jaar extra loondoorbetalingsplicht) op legt aan de werkgever, dient de werkgever deze periode wel mee te nemen bij de berekening van de transitievergoeding aan de werknemer, dit ‘extra’ bedrag aan transitievergoeding wordt niet door het UWV aan de werkgever gecompenseerd.

De rechtbank Limburg zal de zaak nu voortzetten en in haar uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook andere rechters die in vergelijkbare zaken moeten beslissen, moeten deze antwoorden van de Hoge Raad in hun overwegingen en uitspraak betrekken.

Gerelateerde artikelen

Eerste Kamer stemt in met wetsvoorstel compensatie transitievergoeding

Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen, dit kort nadat de Tweede Kamer op 5 juli 2018 al had ingestemd met het wetsvoorstel van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de compensatie van de transitievergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (en bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden). Vanaf 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van werknemers na twee jaar arbeidsongeschiktheid.

De transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke werknemer: het einde van het slapende dienstverband?

Op 7 februari 2017 heb ik aandacht besteed aan de oplopende gemoederen rondom de transitievergoeding. Werkgevers houden langdurig zieke werknemers in dienst via ‘slapende dienstverbanden’; mede om onder de uitbetaling van de transitievergoeding uit te komen. Om deze praktijk te beëindiging, is er inmiddels een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd voor compensatie van de transitievergoeding na ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (en wegens bedrijfseconomische omstandigheden) aan werkgevers die deze vergoeding betalen.

Abonneer u op de nieuwsbrief

En ontvang ons laatste nieuws.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.